Invarianten
In 1964 ontwierp Freinet onder de titel “Les invariants pédagogiques” een soort praktijkcode, een reeks van pedagogische beginselen waaraan leraren op freinetscholen zichzelf en elkaar kunnen toetsen. Dit is te beschouwen als zijn opvoedkundig testament.
Ruim vijftig jaar later zijn deze invarianten nog steeds actueel. Vertaald naar onze tijd, onze omstandigheden, ons spraakgebruik, kunnen ze dienen als basis voor schoolvisie. Hoe streef je naar een zo volledig mogelijke integratie van deze invarianten in je school? Hoe ‘doenbaar’ zijn ze? In welke mate kan je je school een freinetschool noemen als deze invarianten niet aan de grondslag liggen van je pedagogisch project.
We zetten de invarianten hieronder op een rijtje, onderverdeeld in drie delen: aard van het kind,gedrag van kinderen en onderwijstechnieken
Aard van het kind
Een kind is als een onvolgroeide boom, die, net als een volwassen boom, groeit, zich voedt, zich verdedigt. Een kind eet, voelt, lijdt, zoekt en vecht net als jij maar in een ander ritme. Een klein kind is vergeleken met jou onwetend, onervaren en lichamelijk zwakker, maar beschikt tegelijk over een intense levenskracht die bij volwassenen al vaak is aangetast.
Dus een kind handelt, reageert en leeft in grote lijnen precies als jij. Tussen jou en de kinderen bestaat geen wezenlijk, maar slechts een gradueel verschil. Kinderen en volwassenen zijn gelijkaardig. De pedagogische relatie tussen jou en je leerlingen berust op wederkerigheid.
Stel je daarom, voordat je een kind beoordeelt, straft of complimenteert, altijd de vraag eerst: hoe zou ik in zijn plaats reageren? Wat deed ik toen ik zo oud was?
We kunnen alleen opvoeden vanuit waardering. Dat wil zeggen: respecteer de kinderen, al voordat ze jou respecteren, onvoorwaardelijk, belangeloos. En omdat de kinderen ervaren dat je het meent, dat je echt bent, dat je respect authentiek is, kunnen ze ook niet anders dan respect met weder respect beantwoorden.
Je bent groot van gestalte en hebt onbewust de neiging om kleineren als je minderen te beschouwen. Dat is een lichamelijke gewaarwording, te vergelijken met het tegenovergestelde: je wordt duizelig op een balkon, tien hoog. Je bent groter dan je leerlingen; dat kan je het gevoel geven superieur te zijn. Daar moet je je tegen verzetten; dat moet je afleren. En dat kan ook. Begin aan de buitenkant, toon dat je niet boven de kinderen staat:
- Zet je werktafel niet voor maar in de klas.
- Ga alleen staan als dat nodig is.
- Laat kinderen de kring voorzitten. Wacht, net als zij, op je beurt, als je wat wilt inbrengen.
- Doe net als de kinderen mee aan werkstukken, schoolcorrespondentie, schrijf teksten en lees ze voor.
Kortom, leef te midden van de kinderen. Geef je zelf. Lach. Straal warmte uit. Kinderen en volwassenen zijn niet alleen gelijkaardig maar ook gelijkwaardig.
De pedagogische relatie tussen jou en je leerlingen berust op gelijkwaardigheid.
Als een kind niet werkt of zich onbehoorlijk gedraagt, gebeurt dat dan altijd met opzet of zelfs uit kwaadaardigheid? Dat komt inderdaad voor. En dan zit jij met de gebakken peren. Maar dat wil niet zeggen dat een kind altijd en volledig verantwoordelijk is voor zijn handelen. Vergeet niet dat ook jij half werk levert als je hoofdpijn of kiespijn hebt, of last van je maag. En jij kunt je ook opwinden als je het in de teamvergadering moet afleggen tegen je beter gebekte collega, of als je plannen worden afgewezen. De kinderen zijn niet anders.
Als ze je teleurstellen, vraag je dan eerst even af: schort er iets aan, thuis, lichamelijk? Zijn ze door het een of ander uit hun evenwicht?
Probeer er wat aan te doen. En als dat niet lukt, probeer dan tenminste zo’n kind met wat meer begrip en warmte te benaderen; dat zal meteen ook de sfeer in de klas verbeteren.
Je komt zo tegemoet aan een van de fundamentele menselijke behoeften: de behoefte aan relatie.
Het gedrag van kinderen
Als je op de rand van het zwembad staat en iemand geeft je een duw in de rug, dan probeer je instinctief die druk te weerstaan en door een tegengestelde beweging je evenwicht te hervinden. Zo reageren ook ons verstand en gevoel: autoritaire druk in de vorm van bevelen, roepen dezelfde reflex op: weerstand bieden. Dat geldt ook voor kinderen. Natuurlijk geef je leiding als opvoeder. Maar dat hoeft niet autoritair te gebeuren, je kunt het klassenleven ook zo inrichten dat de kinderen zoveel mogelijk zelf initiatieven kunnen ontplooien. Bijvoorbeeld door ze hun eigen dag- en weekplannen te laten maken en uitvoeren. Door ze hun werk zoveel mogelijk zelf te laten kiezen, door ze de ruimte te geven eigen interessen te volgen. Zo ervaren ze wat het betekent eigenaar te zijn van hun eigen werk. Dat motiveert. Het schoolwerk vereist een zekere discipline en regelmaat: de school begint en eindigt op vaste tijdstippen; pauzeren, fruit eten, lunchen eveneens; werk, spel, sport vereisen een bepaalde opstelling. Hoe logisch ook, soms kan enige uitleg geen kwaad. En al even natuurlijk zijn er school- en klassenregels als: rustig binnenkomen, stilte onder het werk, rommel opruimen, klassendienst. Werk niet met ellenlange reglementen, maar met gezamenlijk gemaakte afspraken in de klassenvergadering. Dat is de essentie van de klassendemocratie. Kinderen begrijpen dit uitstekend: samenleven in een groep vereist orde en regelmaat. Ze vinden het prettig als ze ongestoord kunnen werken. Ze leren ervaren dat regels en afspraken in hun belang zijn. Het spreekt voor zich dat die afspraken ook voor jezelf gelden
Als iemand je beveelt: “Doe dit!” is de eerste reactie die je in je op voelt komen: “Nee”, of misschien wel: ”Doe het zelf.” Bij kinderen gaat dat net zo. Als jij met dit soort bevelen werkt in je klas, zal er tussen de kinderen en jou een soort strijd ontstaan. Sommige kinderen zullen zich op de duur, in stilte mokkend, bij de situatie neerleggen maar aan de stijfkoppen zul je een zware dobber hebben. En daar zal het werk ook onder lijden. Bezigheden die bevolen worden, roepen verzet op, worden niet of slecht of met groeiende afkeer uitgevoerd. Maar als de relatie tussen jo
u en de kinderen er een is van gelijkwaardigheid, als orde en regelmaat gebaseerd zijn op gezamenlijke afspraken, als kinderen hun werk of het thema van hun werk in vrijheid kunnen kiezen, als ze hun eigen werkplannen maken, hun eigen werkritme mogen kiezen, dan is er sprake van een stimulerend pedagogisch klimaat dat tegemoet komt aan de fundamentele behoefte aan autonomie. Dat geldt toch ook voor jezelf? De handleiding van Veilig Leren Lezen volgen is veel makkelijker dan de veel eigen initiatief en creativiteit eisende levend lezen-aanpak van een freinetschool. En toch heb je daar voor gekozen.
- Zou ik die schoolse oefeningen graag doen en tot een goed einde brengen?
- Als ik die tegenstribbelende leerling was, zou ik met meer aandacht en inzet werken?
- Als ik de klassen deur openzette en de kinderen echt vrij liet, zouden ze dan doorgaan of wegglippen naar andere bezigheden?
- Kijken waar een kind goed in is. Dat motiveert. Zwakke punten overwinnen door de sterke nog sterker te maken.
- Betrokkenheid tonen, zorgen voor een stimulerend pedagogisch klimaat waarin kinderen gedijen.
- Werk aanbieden dat met liefde en enthousiasme wordt uitgevoerd, bijvoorbeeld mooie schilderijen en keramiek.
- Spreekbeurten en presentaties met een passende felicitatie (bijvoorbeeld applaus) belonen.
- Je eigen rol veranderen: van corrector in gids
De onderwijstechnieken
- De intelligentie van de handen. Dat heeft iemand van wie je zegt: wat zijn ogen zien, kunnen zijn handen maken.
- Motorische intelligentie.De artistieke intelligentie van de kunstenaar.
- De intelligentie van het gezonde verstand.
- De speculatieve intelligentie van de filosoof, de wetenschapper, de uitvinder.
- De sociale intelligentie van politicus en leidinggevenden.Al deze vormen van intelligentie komen, als het goed is, tot hun recht in ons onderwijs.
Hoe organiseer ik mijn onderwijs? Ga bij die vraag uit van de gedachte dat je onderwijstechnieken (bijvoorbeeld: werk, presentatie, instructie, oefening, vertellen) zoveel mogelijk aansluiten bij de onderwijsdoelen. Beknopt geformuleerd: vorm volgt functie. Dat geldt ook voor jouw rol. Aandachtig werkende kinderen bijvoorbeeld, willen liever niet gestoord worden door een praat zieke leraar, of een die voortdurend aanwijzingen geeft, voortdurend controleert of het wel goed gaat. Schenk kinderen ook in dit opzicht je vertrouwen. Kinderen zitten ook niet te wachten op ellenlange uiteenzettingen over onderwerpen die hen niet raken. En korte instructies zijn beter dan lange. Kinderen willen, als het goed is, zo snel mogelijk zelf op onderzoek uitgaan, zelf proberen informatie te achterhalen, zelf regels en wetmatigheden ontdekken (zie 12) en, als ze op problemen stuiten, roepen ze je hulp in. Laat de kinderen met vragen komen. En jij zorgt, waar nodig, voor ordening en samenhang, in samenspraak met de klas of in een les achteraf. Dit wil overigens niet zeggen dat kinderen niet graag luisteren naar mooie verhalen, beeldend voorgelezen en verteld door een bevlogen leraar: geschiedenisverhalen, mythen, bijbel- of koranverhalen, sprookjes, ontdekkingen. Die vertellende leraar willen we juist weer terug. Verhalen in een persoonlijk en gevarieerd taalgebruik zijn een voorbeeld voor de kinderen, kunnen hun taalontwikkeling stimuleren. Bedenk dat voor een aantal kinderen in je klas jij misschien wel het enige goede voorbeeld bent.
Een activiteit die tegen onze natuur ingaat, werk waartoe we worden gedwongen is vermoeiend. Dat geldt voor de kinderen net zo goed als voor jou. Men zegt wel eens dat jonge kinderen hooguit 40 minuten met iets bezig kunnen zijn en zich dan moeten ontspannen.Maar als een kind aan iets werkt dat het als zinvol ervaart, motiverend en inspirerend werk, dan kan het uren doorgaan. Op een freinetschool werken kinderen, uitzonderingen daargelaten, zonder onderbreking van half negen tot half twaalf. Afgezien van oorzaken lichamelijke of geestelijke problemen (zie Principe 3), zijn vermoeidheid, verveling en gebrek aan motivatie een graadmeter voor de onderwijskwaliteit.
- stoelen de leerlingvolgsystemen;
- is de selectie naar het vervolgonderwijs gebaseerd
- worden scholen beoordeeld en in klassementen ingedeeld die op internet verschijnen. Als vindingrijkheid, verantwoordelijkheidsbesef, samenwerken, sociale vaardigheid, creativiteit, gevoel voorkunst, belangstelling voor natuur en wetenschap en historisch besef buiten de meetbare kaders, en nauwelijks een rol spelen bij de beoordeling van kinderen en van de scholen, is de verleiding wel heel groot deze zaken op hun beloop te laten. De school is dan louter taalrekenschool.
- werk dat motiveert omdat het als betekenis- en zinvol wordt ervaren
- gezonde wedijver, gebaseerd op coöperatieve en sociale competitie;
- een spaarzaam gebruik van toetsen;
- een kindvolgsysteem waarbij kinderen niet met elkaar worden vergeleken om vorderingen te meten, maar op eigen waarde en ontwikkeling;
- een kindvolgsysteem dat is gebaseerd op brevetten en portfolio’s.
- de vorming van de mens in het kind;
- de mens van morgen, de individuele en de sociale mens;
- de werknemer die zijn rechten en plichten kent en moedig is genoeg om ernaar te handelen;
- de verstandige mens in het verstandige kind;de zoekende, scheppende mens, de schrijver, de wetenschapper, de musicus, de kunstenaar.
Al deze ontwikkelingen gaan niet aan freinetscholen voorbij. De druk van ouders en inspectie om mee te buigen, kan heel groot worden. Zowel voor doorgewinterde als beginnende of pas afgestudeerde freinetwerkers kan het moeilijker worden hun idealen trouw te blijven.